Latijnse naam | Aquilegia hybride |
Plantennaam | Akelei |
Familie | Ranunculaceae |
Soort gewas | Vaste planten |
Groeihoogte max. | 50 - 70 cm |
Bloeikleur | Meerkleurig |
Bloeimaand | Mei, Juni |
Bladkleur | Blauwgroen |
Wintergroen | Bladverliezend |
Winterhardheid | Goed winterhard |
Standplaats | Zon, Halfschaduw |
Habitat | Normale bodem, Vochtige bodem |
PH bodem | Neutraal |
Speciale kenmerken | Snijbloem, Bijen aantrekken, Giftig, Kuipplanten, Rotsplanten |
Aquilegia hybrides zijn zeer sierlijke vaste planten met dubbele of enkelvoudige bloemen met gespoorde kroonbladen. Bij de dubbele bloemen ontbreken de sporen.
Bloeien in kleuren en tinten wit, roze, rood, bordeaux, zwart-blauw, helderrood en geel.
De stengels zijn stijf en sterk vertakt, hebben aan het uiteinde 5 tot 15 geknikte bloemen.
Het blad is blauwgroen, rond en vaak verdeeld in twee of drie lobben.
Hij zaait zich bijna overal uit en bezet de hoeken die door andere planten worden gemeden tenzij je de bloemen afknipt voor ze zaad maken.
Plant hem in een rijke, humusrijke koele en vochtige grond, liefst niet te nat of te droog en niet op een te winderige plaats.
Gedijt in lichte schaduw en zon maar vermijd de brandende zon.
Enkele cultivars:
'Kristall' wit
'Silver Queen' wit
'Crimson Star' karmijnrood+wit, winterbescherming nodig
'Nora Barlow' wit, dubbelbloemig, bloeirijk
DE AKELEI DE AKELEI
Dürer
Toen hij het kleine plantje vond,
boog hij aandachtig naar de grond
en dan, om wortels en om mos
groef hij de fijne aarde los,
voorzichtig – dat zijn hand niets schond.
Behoedzaam rondom aangevat
droeg hij het langs het slingerpad
van bos en akker voor zich uit,
en schoof het thuis in 't licht der ruit
zoals hij het gevonden had.
Dan, fluitende en welgezind
mengde hij zoekend eerst de tint;
diepblauw en zwart ineengevloeid,
met enk'le druppels rood doorgloeid,
dat het tot purper samenbindt.
En uur na uur trok stil voorbij;
zó diep verzonken werkte hij,
dat het hem soms was of zijn hand
de vezels tastte van de plant –
zo glanzend kwam de omtrek vrij.
Totdat het gaaf te prijken stond:
de wortels scheem'rend afgerond,
het uitgesprongen groene blad
scherp in zijn karteling gevat
tegen de lichte achtergrond;
de bloemkroon purper violet,
de hokjes om het hart gebed
en boven de geknikte steel
de honingsporen, het juweel
vijfvlakkig: kantig neergezet.
In 't vallend donker toefde hij
nog dralend bij zijn akelei;
dan, in het laatste licht van 't raam
schreef hij de letters van zijn naam
en 't jaartal glimlachend erbij.
Een prachtige bloem.....heel sereen en zo mooi....
Dürer
Toen hij het kleine plantje vond,
boog hij aandachtig naar de grond
en dan, om wortels en om mos
groef hij de fijne aarde los,
voorzichtig – dat zijn hand niets schond.
Behoedzaam rondom aangevat
droeg hij het langs het slingerpad
van bos en akker voor zich uit,
en schoof het thuis in 't licht der ruit
zoals hij het gevonden had.
Dan, fluitende en welgezind
mengde hij zoekend eerst de tint;
diepblauw en zwart ineengevloeid,
met enk'le druppels rood doorgloeid,
dat het tot purper samenbindt.
En uur na uur trok stil voorbij;
zó diep verzonken werkte hij,
dat het hem soms was of zijn hand
de vezels tastte van de plant –
zo glanzend kwam de omtrek vrij.
Totdat het gaaf te prijken stond:
de wortels scheem'rend afgerond,
het uitgesprongen groene blad
scherp in zijn karteling gevat
tegen de lichte achtergrond;
de bloemkroon purper violet,
de hokjes om het hart gebed
en boven de geknikte steel
de honingsporen, het juweel
vijfvlakkig: kantig neergezet.
In 't vallend donker toefde hij
nog dralend bij zijn akelei;
dan, in het laatste licht van 't raam
schreef hij de letters van zijn naam
en 't jaartal glimlachend erbij.
dinsdag 14 juni 2016 - 00:10