WiPe
Berichtje niet gezien, sorry.
Ik heb mijn eigen reactie nog eens nagelezen en vastgesteld dat ik in dit bericht nog eens hetzelfde gezegd had als wat ik eerder al gezegd had. Dus heb ik dit bericht aangepast.
Maar om op je vraag terug te komen: het is niet nodig om diepe gaten te boren. Ter verduidelijking heb ik uit mijn cursus een stukje gekopieerd over de fijne wortels. Niet schrikken, het is een flinke boterham.
Fijne wortels
De grote houtige wortels van de wortelplaat en het buitenste wortelsysteem bepalen grootte en vorm van het wortelsysteem, maar het is de overvloed aan fijne wortels die voorzien in het effectieve contact met de bodem. Deze fijne wortels, worden soms ‘voedingswortels’ genoemd hoewel het beter is om deze term te vermijden. Boom ‘voedsel’ wordt door de bladeren aangemaakt in de vorm van suikers; wortels nemen water en mineralen op uit de bodem, die, samen met deze suikers, door de boom gebruikt worden om te leven en te groeien.
Uit de uitstralende laterale wortels, groeien wortels met een kleine diameter die verscheidene meters lang kunnen worden, waarna ze vier of meer maal vertakken om te eindigen in een waaier van korte, fijne, niet-verhoutte wortels. Bij de Amerikaanse eik (Quercus rubra) groeien er tien tot twintig van deze vertakkingen per meter van de laterale wortels in het bereik van de wortelplaat; aan het buitenste deel van de wortels kan dat aantal verminderen tot een vertakking per meter of zelfs een per vijf meter. Deze fijne wortels blijven meestal erg dun, zelden meer dan 4 – 6 mm bij de Amerikaanse eik: ze dienen niet om de boom te verankeren, maar wel om de fijnste wortels vast te houden.
De allerfijnste fijne wortels zijn gewoonlijk 1-2 mm lang en 0,2- 1 mm en soms slechts 0,07 mm in doorsnede. Aangezien die wortels zeer makkelijk beschadigd worden door een spade, worden die vaak onopgemerkt vernietigd. Het zenuwslopende werk van Lyford (1980) werpt een licht op de impact van deze wortels. Hij heeft in de bodem kubusjes van 1 cm³, die hij op enkele cm diepte verzamelde in een bestand van Amerikaanse eiken in het Harvard Forest, Massachusetts, ontleed. In deze kleine kubusjes vond hij een gemiddelde van 1 000 wortelpunten, met een totale lengte van meer dan 2,5 meter en een totale oppervlakte van 6 cm² (Dat is zes maal de oppervlakte van de bovenkant van de kubus.) waarbij geen rekening gehouden werd met de mycorrhiza of haarwortels. Hoewel het kan lijken alsof de bodem volledig gevuld is met wortels, waren de wortels zo fijn dat amper 3 % van het volume van de kubusjes uitmaakten. Verreken dit naar de volledige boom en Lyford suggereert dat een volwassen Amerikaanse eik 500 miljoen levende wortelpunten heeft. Reynolds (1975) schatte dat bij douglasspar (Pseudotsuga menziessi) de helft van de wortels minder dan 0,5 mm dik zijn, 95 % van de wortels is minder dan 1 mm dik.
We hebben al gezien dat boomwortels de neiging hebben om vlak bij de oppervlakte te groeien. In een doorsnee kleileembodem bevindt 99 % van de wortels zich in de bovenste meter waarbij de meerderheid zich in de bovenste 20-30 cm bevindt. Maar als we alleen maar naar de fijne wortels kijken wordt de oppervlakkigheid nog indrukwekkender. In een eikenbos in Noord-Carolina bevond 90 % van de wortelmassa met een diameter van minder dan 2,5 mm zich in de bovenste 13 cm van de bodem. In een zuur beukenbos in Duitsland is uitgerekend dat 67 % van de wortels minder dan 2 mm in doorsnede zich in de bovenste 5 cm bevond; 74 % bevond zich in de bovenste 7 cm. Bij tropische bomen is het patroon minder duidelijk zichtbaar hoewel de fijne wortels waarschijnlijk nog meer gebonden zijn aan de bovenste 5 cm en vaak een wortelmat vormen op de bodem. In Costa Rica bijvoorbeeld, kan deze mat een derde tot de helft van alle kleine wortels bevatten. In een bos groeien deze fijne wortels volop in het bladafval, meestal in het meest gecompacteerde bladafval net onder de laag met blad van de vorige herfst. De kleine wortels dringen hier tussen de lagen afgevallen blad door, vertakkend en verspreidend in hetzelfde vlak als de gelamineerde lagen blad. Daaruit volgt dat in grasland, gazons, akkers en tuinen de fijne wortels tussen de wortels van het gras en de kruidplanten groeien en met hen een concurrentiestrijd aangaan voor mineralen en water. Ons idee dat boomwortels groot zijn en diep groeien moet dus vervangen worden door een beeld van een solide raamwerk met uitwaaierende touwachtige wortels dat vervolledigd wordt door een ongelooflijk delicaat systeem van kleine houtige en niet-verhoutte wortels vlak onder de oppervlakte.
Hoewel de fijne wortels over het algemeen zeer oppervlakkig groeien, zijn er altijd een aantal die, in samenhang met de structuurvormende wortels, dieper in de grond zitten. Om terug te komen op het voorbeeld van Costa Rica: 5 % van de massa aan fijne wortels en 13 % van alle wortels werd gevonden op een diepte tussen 85 en 185 cm diep in de bodem. Het feit dat er een aantal diepere wortels is wordt in de agroforestry gebruikt om gewassen en bomen samen te laten groeien in de veronderstelling dat de gewassen het water onder het bodemoppervlak gebruiken terwijl de bomen het diepere water gebruiken, pakweg 20-30 cm diep. Deze veronderstelling is nooit bewezen terwijl er onmiskenbaar een competitie is; de opbrengst aan gewassen is dichter bij de bomen normaal lager.