menu
Tuinadvies

https://www.tuinadvies.nl   /    donderdag 28 maart 2024

Douglas - Pseudotsuga menziesii

Pseudotsuga menziesii : groene douglas of blauwe douglasspar

Naast de reusachtige sequoia’s hoort douglas tot de grootste bomen van de wereld. Douglas is de enige representant van zijn geslacht. Het is geen spar en geen den, en daarom noemt men hem het beste gewoon Douglas, hoewel hij ook gekend is als douglasspar.

Hij werd in Europa in de 19e eeuw geïntroduceerd door de botanici Menzies en Douglas, die vanuit de oerwoudachtige douglasbossen van Noord-Amerika voor het eerst zaden naar Engeland stuurden. Enkele van de bomen die daaruit voortkwamen, leven nog steeds. Bij ons vinden we douglas in bossen, tuinen en parken.

Naamgeving

De naam pseudotsuga (valse tsuga) slaat eigenlijk nergens op, want hij heeft niets te maken met de tsuga. Van de oude wetenschappelijke benaming Pseudotsuga douglasii is de bij ons gebruikelijke naam Douglas afgeleid.

Plantkenmerken van deze douglasspar

In Amerika kan deze boom 100 m hoog worden. In Europa bereikt hij niet meer dan 50 m. Het is een snelgroeiende naaldboom. De kroon is eerst kegelvormig, later afgevlakt. Door de loodrecht afstaande, zware takken is hij breed en onregelmatig van vorm. Het duidelijkste kenmerken zijn de bruinrode, puntige knoppen aan het eind van de twijgen. Ze lijken op dikke beukenknoppen. Douglas is eenhuizig. De mannelijke bloeiwijzen staan dicht bijeen aan de onderzijde van de twijgen, zijn cilindrisch en geel. De vrouwelijke bloemen zijn rechtopstaande kegels aan de eindknop, groen of rood. Beide rijpen op een verschillend tijdstip zodat geen zelfbestuiving kan plaatsvinden. De bloemen ontluiken eind maart. De kegels zijn eivormig hangend met donkerbruine zaadschubben waar telkens de drie wat blekere punten van de dekschubben onderuit steken, een drietand op z’n kop.


douglasspar

De schors is in het jeugdstadium glad en voorzien van talrijke harsblazen. Van een volwassen Douglas is hij ruw en kurkachtig, vol donkere barsten en groeven.

De naalden zijn frisgroen en soepel. Aan de onderzijde zijn ze dofgroen, bij kneuzing welriekend.
De dunnere zijtakken buigen door onder de last van het dichte kleed van zachte, naalden en hangen als guirlandes onder aan de zwaardere takken.
De kegels zijn hangend.



Standplaats

Hij groeit het beste op diepe, matig zure, zandige leemgrond. Soorten Er zijn twee variëteiten te onderscheiden: de groene of gewone douglas (var. menziesii) in de regenrijke kuststrook van westelijk Noord-Amerika, die geschikt is voor onze streken en de blauwe douglas (var. glauca) in de meer binnenlands gelegen berggebieden van de Rocky Mountains. Hij groeit minder hard, wordt niet hoger dan 25 m. De naalden zijn korter en blauwachtig groen. Hij groeit ook goed op krijt-en kalkhoudende grond. De grootkegel douglas ( Pseudotsuga macrocarpa) is inheems in Californië en wordt soms aangeplant in tuinen en arboreta. Hij is bij ons niet winterhard.

douglashout

Gebruik van het douglashout

Douglas heeft geelachtig spinthout om een roodbruine kern.
Hij is een van de beste houtleveranciers op aarde. Hij wordt: ‘Oregon Pine’ of ‘Columbia Pine’genoemd.
Hij is zeer geschikt voor scheeps-en woningbouw en houtsnijwerk

Pseudotsuga menziesii (bot.)
Douglas fir, Rocky Mountain fir (Eng.)
Sapin de douglas (Frans)
Grüne of Blaue Douglasie (Duits)

Pinaceae – dennenfamilie

Terug naar boven icoon